Van: Joods & christelijk platform OPINIE-pijler
Aan: redactie NOS
Onderwerp: Joodse nederzettingen in de Westbank (Israël)
28 oktober 2021, Amsterdam/ Laren
Open brief
Geachte redactie,
Bij deze willen we protest aantekenen tegen de desinformatie die u in het avondjournaal van 20.00 uur d.d. 22 oktober jl. hebt verspreid met betrekking tot de Joodse nederzettingen op de Westbank (Israël).
Wij hebben als platform OPINIE-pijler overleg gepleegd met The Hague Initiative for International Cooperation (thinc.) en informatie ingewonnen aangaande de juridische status van de Joodse nederzettingen in Judea en Samaria op de westelijke Jordaanoever. Deze vindt u in de bijlage.
Wij verzoeken u om een rectificatie van genoemde journaaluitzending, aangezien er naar onze mening sprake is van journalistieke onzorgvuldigheid.
Hoogachtend en verblijvend met vriendelijke groet,
rabbijn Shmuel Katz (hoofdredacteur)
Trudie van der Spek – Begemann (woordvoerder/ eindredacteur)
Bijlage:
Joodse nederzettingen in Judea en Samaria zijn niet illegaal
toelichting door dr. Matthijs de Blois, Senior Fellow, thinc.
De Joodse nederzettingen in de Westbank (Judea en Samaria) zijn, anders dan NOS verslaggever Ties Brock in het Journaal van 22 oktober 2021 beweerde, niet illegaal. De Joodse bewoners hebben het recht zich daar te vestigen. Dat volgt uit het in 1922 door de Volkenbond vastgestelde Palestina Mandaat, waarmee de vestiging van een Joods nationaal tehuis in Palestina, inclusief Judea en Samaria, een basis kreeg in het internationaal recht.
De bedoeling van de mandaten was het leiden van gebieden en volkeren naar onafhankelijkheid. Het Palestina Mandaat is tot op de huidige dag juridisch van betekenis. Artikel 80 van het Handvest van de VN bepaalt dat de rechten die staten en volken verkregen hebben onder een mandaat gerespecteerd moeten worden zolang er met betrekking tot het desbetreffende gebied geen trustschaps-overeenkomst is gesloten. Dat is met betrekking tot Palestina nooit gebeurd. Toen de Britse regering zich in 1948 als mandataris terugtrok en de staat Israël werd uitgeroepen zouden volgens gangbaar internationaalrechtelijk beginsel de grenzen van de nieuwe staat samenvallen met de bestuurlijke grenzen van het mandaat. Op grond daarvan moeten Judea en Samaria als grondgebied van de staat Israël beschouwd worden.
Helaas werd de uitroeping van de onafhankelijkheid onmiddellijk gevolgd door een aanval van vijf Arabische staten die de jonge Staat Israël van de kaart wilden vegen. De uitkomst van die strijd was dat Jordanië Judea en Samaria en de oude stad van Jeruzalem bezette. Joden die daar woonden werden verdreven, hun synagogen werden verwoest en het gebied werd door Jordanië ‘Westbank’ genoemd om de verbinding met de eeuwenoude Joodse geschiedenis uit te wissen. De bestandslijnen die in 1949 in het kader van de wapenstilstand zijn getrokken (de ‘Groene lijn’ en naderhand ook wel ‘de grenzen van 1967’ genoemd) zijn echter geen grenzen volgens internationaal recht en bepalen niets ten aanzien van de soevereiniteit over het gebied.
Na de Zesdaagse Oorlog in juni 1967, waarin Israël zich opnieuw tegen Arabische agressie moest verdedigen, kwamen Judea en Samaria en Oost-Jeruzalem onder Israëlisch bestuur. Het is onjuist om deze gebieden als ”bezet” te kwalificeren. Om te beginnen niet vanwege het Mandaat. Er wordt beweerd dat de gebieden “bezet” zijn volgens de Vierde Geneefse Conventie en dat de nederzettingen derhalve illegaal zijn. Maar Israël heeft in 1967 niet het grondgebied van andere staten ingenomen; het gaat om gebied dat Jordanië in 1948 had bezet in het kader van een agressieoorlog, gebied dat voordien niet tot Jordanië behoorde.
Het VN-Handvest veroordeelt agressie (art. 2 lid 4), maar laat geweldgebruik ter zelfverdediging toe (art. 51). Dit was de situatie in 1967: Jordanië was (wederom) de agressor en Israël de partij die zich verdedigde. Voorts wordt beweerd dat de nederzettingen in strijd zijn met het internationaal humanitair recht, dat aan een bezettende macht verbiedt om delen van zijn eigen bevolking te deporteren of te verplaatsen naar bezette gebieden (art. 49 lid 6 van de Conventie). Deze bepaling moet gelezen worden tegen de achtergrond van de massale deportaties gedurende de Tweede Wereldoorlog, waarbij de nazi’s en de sovjets onder dwang delen van hun eigen bevolking naar bezette gebieden deporteerden om politieke en raciale redenen, of om die gebieden te koloniseren. Daarvan is in Israël geen sprake; de Joden die daar wonen doen dit uit vrije wil.
Ook de in 1993/1995 gesloten Oslo-akkoorden tussen Israël en de PLO, waarbij de Westbank is verdeeld in A-, B- en C-gebieden, en de C-gebieden volledig onder Israëlisch bestuur vallen, bepalen niet dat de nederzettingen illegaal zijn. Het is op z’n zachtst gezegd opvallend dat de internationale gemeenschap op grond van artikel 49, lid 6, een norm oplegt aan Israël die zij niet toepast op andere vermeende gevallen van bezetting.
-
Adhesiebetuiging door: