door rabbijn Shmuel Katz | hoofdredacteur
Vorige week was ik in de Esnoga (de Portugees-Israëlietische Synagoge van Amsterdam) voor de Kristallnacht-herdenking. Het was bijzonder om na drie jaar dit weer samen te beleven, in deze sfeervolle ruimte. De woorden van zijne excellentie de minister van buitenlandse zaken, Wopke Hoekstra waren bemoedigend. Het was duidelijk hoe hij zowel beroepsmatig als persoonlijk achter de joodse gemeenschap staat als het gaat om haat en antisemitisme. Als minister van buitenlandse zaken gaf hij hiermee ook de gedachten aan van het kabinet, wat dit betreft.
Een ding is duidelijk, een van de pijlers waarop Nederland berust is het feit dat hetgeen wordt aangegeven door de wetgevende macht en het orgaan die ideeën ook weer omzet in beleid, steunt op rechtszekerheid. Zonder die rechtszekerheid heeft de gehele Haagse organisatie geen bestaansrecht.
Wat in mijn ogen dan ook schril afsteekt tegen de positieve toon daar in de Esnoga is iets wat zich min of meer tegelijkertijd afspeelde in een rechtszaal in Amsterdam. Daar moest een Nederlander zich verantwoorden ten overstaan van de rechter voor het feit dat het openbaar ministerie meende dat hij zich had schuldig gemaakt aan een valpartij waarbij een joodse stadgenoot zijn arm had gebroken. Deze Nederlander is vrij gesproken wegens gebrek aan afdoende bewijs. Dit is iets waarop ik in deze regels geen commentaar geef. Ik was er niet bij en ken de feiten niet afdoende.
Waar ik wel iets over wil zeggen is over een opmerking die de desbetreffende rechter maakte. De Nederlander vertelde in de rechtbank dat hij het publiek informeert over de misdaden van Israël, en dat de joodse stadsgenoot toevallig was gestruikeld. Hierop antwoordde de rechter. Aha, u zet zich dus in voor de Palestijnse zaak. En hierin zit de crux. Op het moment dat in de rechtszaal een dergelijke opmerking klakkeloos wordt overgenomen en door de rechter, beamend, een bewuste kleur meekrijgt. Op dat moment is er voor ons, zowel als het om Israël gaat, als om antisemitisme geen rechtszekerheid meer.
Minister Hoekstra zei tijdens zijn speech dat hij eens enorm onder de indruk was toen hij nog voor hij minister werd een keer op sjabbat-ochtend in een auto zat bij de Rav Aaron Schuster sjoel en zag hoe de mensen onder bewaking naar binnen gingen. Dat heeft hem diep getroffen, zei hij. Misschien moet die rechter ook maar eens op sjabbat-ochtend in haar auto voor een sjoel gaan zitten, om te zien hoe fijn het is voor jonge kinderen om de sjoel in te gaan, langs de marechaussee en ook nog eens ondervraagd door mensen van BLEW (stichting Bij Leven En Welzijn).