Joods & christelijk platform
voor reflectie 
op de actualiteit

Mozes' nalatenschap

rabbijn Shmuel Katz | hoofdredacteur

boekbespreking

Herman M. van Praag, Mozes’ nalatenschap - mensenrechten in historisch perspectief, Damon 2021

 

Emeritus hoogleraar Van Praag zet in dit boek uiteen hoe Mozes de eerste is die een systeem gaf als basis voor wat wij de mensenrechten noemen. Mozes wordt beschreven als iemand die zich in hoofdzaak erop richtte om mensen gelijke kansen en een menswaardig bestaan te geven. De stelling van professor Van Praag is dat de Thora dient te worden beschouwd als de bakermat van de rechten van de mens. Zo geeft de Thora voorschriften over hoe om te gaan met een werknemer, respect te tonen voor een slaaf, of hoe men moet zorgen voor weduwen, armen en behoeftigen. Ook gebiedt de Thora onze naaste evenzo lief te hebben als onszelf.

Het sleutelwoord in dit verhaal is het woord fatsoen. Fatsoen is iets wat rechtsreeks uit de Thora te halen valt. Fatsoen dient te staan aan de basis van de maatschappij. Ook is fatsoen iets wat de mens door God is opgedragen. In het nastreven van dat van bovenaf opgedragen fatsoen vindt de mens voldoening. In hoofdstuk 2 gaat Van Praag uitgebreid in op de claim uit sommige christelijke kringen dat niet Mozes maar Jezus degene is geweest die liefde heeft gepredikt en ieder mens evenveel waarde heeft toegekend. Van Praag bestrijdt deze visie met o.a. bewijzen uit de Thora en de profeten zelf. Hiermee geeft hij de Thora de plek die zij verdient. Uiteraard  was er in de lange tijd dat de vervangingstheologie dominant was geen 'ruimte' in de christelijke wereld om dit te accepteren.

De auteur neemt ons ook mee op een tocht door zowel de Franse revolutie als door het ontstaan van de Verenigde Staten. Beide historische ontwikkelingen beoogden op het eerste gezicht de mens als mens neer te zetten en alle  burgers een menswaardig bestaan te bieden. Van Praag noemt de Franse revolutie en de nasleep daarvan een triomf van ónfatsoen. De ontwikkelingen aan de andere kant van de oceaan waren wel beter. Maar ook daar was het resultaat niet smetteloos. Er werd onderscheid gemaakt tussen de blanke protestantse bovenlaag enerzijds en katholieken, Joden en mensen van Afrikaanse origine anderzijds.

Op blz. 225 lezen wij over een vermeende voorganger van Mozes' nalatenschap. Die voorganger is de codex van Hammurabi (omstreeks 1792-1750 v.d.g.j.). De codex is in 1901 ontdekt. Op een zuil staan 282 wetsartikelen. Die artikelen zijn echter niet gefocust op het leiden van een fatsoenlijk leven zoals Mozes heeft nagelaten, aldus de auteur. Hierbij valt echter een aantekening te maken. De leer van Mozes heeft inderdaad niet te maken met de wetten van Hammurabi, maar komt niettemin niet uit een vacuüm. De leer van Mozes is de verwoording van het gedachtegoed dat Abraham, Izaak en Jakob aan hun kinderen hebben meegegeven. Zo zien we al 'fatsoen' bij Abraham die zijn neef redt, alhoewel hij dat misschien niet verdiende. Het is diezelfde Abraham die heidense gasten met het grootste respect ontvangt en het is diezelfde Abraham die ons meegeeft hoeveel respect we moeten hebben voor een dode. En laat nu Hammurabi een tijdgenoot van Abraham zijn geweest! Abraham wordt genoemd (Genesis 23,6) een vorst van God in ons midden. Misschien heeft Hammurabi het wel van Mozes geleerd.

Tot zover een inhoudelijke weergave. Het boek van Herman van Praag zet Mozes neer als de leermeester van fatsoen. Daar ben ik het mee eens. Het verheugt me. Maar dan vind ik het onbegrijpelijk dat de feitelijke tekst van de Thora door Van Praag niet met meer respect wordt behandeld. Ik vind dat daarmee Mozes 'onfatsoenlijk' wordt bejegend. Ik wil dit uitleggen. In de Thora lopen het intermenselijke en het religieus-rituele door elkaar heen. Die twee elementen zijn helemaal met elkaar vervlochten. Steeds introduceert de Thora een gebod met de mededeling dat God aan Mozes de opdracht geeft om iets aan te reiken aan het Joodse volk. De Thora spreekt steeds over God. De Thora spreekt nergens over een magister als opdrachtgever, maar over God zelf die zich openbaart, die spreekt. Die de wereld heeft geschapen, die verwacht dat we onze naaste liefhebben als onszelf en aangeeft welke dieren wel en niet te eten, en melk en vlees te scheiden. En het is diezelfde God die ons leert over rituelen zoals het gebruik van gebedsriemen (tefillin) en het bouwen van de loofhut. Het is Mozes die daarin steeds een sleutelrol speelt en bijvoorbeeld niet Aron, hij heeft de uitvoerende taak in de tempel. Maar degene die de rituelen aanreikt is Mozes - in opdracht van God.

Vanuit Van Praags visie, waarin slechts ruimte is voor het menselijke van een leermeester, is het makkelijk om hen die met de Halacha leven neer te zetten als dragers van een gestold Jodendom. Maar dat beeld klopt niet. Zij doen wat God opdraagt, en dat niet alleen. Ik nodig professor Van Praag uit om een keer met mij mee te gaan voor een sjabbat naar een Chassidische gemeenschap of voor een les in de Talmoed in een jesjiwa, een Talmoedhogeschool. We treffen daar een levendige gemeenschap aan die bruist van de energie en in de verste verte niet doet denken aan een stolsel.

 


Dr. Herman van Praag reageert op bovenstaande bespreking:

Rabbijn Katz stoort zich aan mijn opmerking over “gestold Jodendom”. Hij interpreteert mijn woorden echter verkeerd. Ik doelde niet op het leven binnen een bepaalde Joodse gemeenschap: Orthodox, Chassidisch, Liberaal of anderszins. Die kunnen inderdaad, en gelukkig maar, hun Jodendom zeer intens leven en beleven. Ik doelde echter op de Halacha. Geen wet, geen wetboek, is ooit onveranderlijk gebleken. Tijden veranderen, mensen veranderen. Wetgeving moet zich daaraan aanpassen, anders treedt stagnatie of te wel stolling op.

Dit geldt naar mijn mening ook voor de Halacha. Die mogen God-gegeven zijn, maar ik kan me geen God voorstellen die meent dat wetten die hij eeuwen geleden uitgevaardigd heeft de tand des tijds zouden hebben doorstaan. Voor zover mij bekend staat de kwestie van de validiteit van de Halachische wetten in de orthodoxe gemeenschap niet ter discussie. Dat zou denk ik als God-lasterlijk worden opgevat, volgens mij zou dat echter God-welgevallig zijn.

Nog een punt. Ik zie Mozes inderdaad als de magister, als meester, als grootmeester. Hij moge dan een bovennatuurlijke opdrachtgever c.q. inspirator hebben gekend, maar het is Mozes geweest (en zijn geestverwanten) die de goddelijke tekenen wist te ontcijferen en optekenen, en deze aan de wereld bekendmaakte. Met Abraham beschouw ik hem als de grondlegger van het Joodse gedachtegoed.

 

De redactie plaatst hierbij een laatste woord:

Ondergetekende zou willen vragen: wat verstaat dr. Van Praag onder 'openbaring'? Hij kent ongetwijfeld het woord, de term, maar acht hij openbaring mogelijk? Een orthodox gelovige zegt 'ja' als dit hem wordt gevraagd, het liberale antwoord luidt 'nee'. Daar ligt mijns inziens het grote verschil. Volgens de Bijbel spreekt God met Mozes als met zijn vriend, en niet maar een keertje. Het gaat niet bepaald om een hapax in de Bijbel. Ik denk bijvoorbeeld aan de tent der samenkomst. Steeds als Mozes daar met God had gesproken moest hij zijn gelaat bedekken omdat het straalde als hij weer naar buiten kwam. En zeker, als God hem opdracht geeft gaat Mozes opschrijven wat God heeft gezegd. De twee stenen tafelen heeft God zelf beschreven.

Al deze mededeling, al deze schriftelijke vastlegging, de getuigenis, -  schrijft Van Praag toe aan verbeelding  denk ik? Hij zal daar welwillend het epitheton 'meesterlijk' aan verbinden. Mozes magister. Ik niet. Ik geloof gewoon wat Mozes vertelt. Hij is betrouwbaar gebleken en  hij is er de man niet naar om met sprookjes het volk onder de duim te houden - want dat is dan toch het alternatief. Als ik erbij was geweest en het idee gekregen had dat Mozes zelf de auteur was van wat we openbaring noemen... Niet één Israëliet kreeg die indruk: het hele volk stond bij de berg en beefde. Als gelovige kon je ook persoonlijk te maken krijgen met openbaring. Mozes was niet de enige.

De tijd stelt ook aan het orthodoxe jodendom vragen, en die vragen worden besproken in het licht van de Halacha. Wat zou de Halacha in deze tijd op dit punt zijn geweest? Dat is dan de vraag en juist die manier van omgaan met Bijbel en geschiedenis  maakt dat het Jodendom springlevend blijft. En wat de Torah betreft, wordt die onderhorig aan de tijd of is de tijd onderhorig aan de wet?

Een ander punt voor mij is: Is de Halacha traditie en interpretatie dan heeft zij voor mij niet  het gezag van de Torah. Net zo min als de christelijke theologie of het christelijk credo. Voor mij staat de traditie als eventueel magistraal toch altijd onder het gezag van de goddelijke openbaring. Niet de tijd, maar de Torah zou de Halacha kunnen veranderen of aanpassen. In de kerk wordt de traditie gezien als mensenwerk - en daar ben ik blij mee. De kerk noemt zichzelf semper reformanda  (moet steeds gereformeerd worden).

We begrijpen dat de reactie van dr. Van Praag niet kwetsend is bedoeld.

namens de redactie,

Trudie van der Spek (voorzitter)

 

Deel dit bericht:

cross